Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tien·de·lig
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van tien en deel met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen tiendelig
verbogen tiendelige
partitief tiendeligs

Bijvoeglijk naamwoord

tiendelig [1]

  1. uit tien delen bestaand
  2. rekenend met het tientallige stelsel
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen