tienen
- tie·nen
de tienen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord tien
- Hij had nog nooit tienen gehad op zijn rapport.
tienen
- Zij waren met zijn tienen.
Zij waren tien in getal.
- Het woord tienen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tienen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging van |
---|
tener |
tienen
- derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van tener