• tien·ar·mig
  • Samenstellende afleiding van tien en arm met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen tienarmig
verbogen tienarmige
partitief tienarmigs

tienarmig

  1. tien armen hebbend
85 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be