huwelijk
- hu·we·lijk
- In de betekenis van ‘echtverbintenis’ voor het eerst aangetroffen in 1236 [1]
- Middelnederlands hūwelijc, houwelijc, -lic, door volksetymologische vereenzelviging met het achtervoegsel -lijk uit eerder hūweleec, hūweleic, samenstelling van huwe(n) v ‘echtpaar’ (waarvoor zie huwen) en leec ‘lied, gezang’. Evenals Middelnederduits hillik, hīlich, Oudhoogduits hīleih, Fries houlik en deels (het 2de lid) Engels wedlock, alle ‘huwelijk’.[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huwelijk | huwelijken |
verkleinwoord | huwelijkje | huwelijkjes |
het huwelijk o
- (juridisch), (familie), (maatschappij) ambtelijke duurzame verbintenis tussen twee of meer mensen
- Het huwelijk is in de VS ook opengesteld voor paren van hetzelfde geslacht. In sommige Midden-Oosterse landen kan één man met meerdere vrouwen trouwen.
- ▸ We spraken uitgebreid over relaties, huwelijken, latten en open relaties en wat de voor- en nadelen hiervan volgens ons waren.[3]
- ▸ Een vrouw uit Kansas vertrouwde me toe dat ze de benen had genomen na mishandeld te zijn in haar huwelijk.[3]
- (familie), (maatschappij) juridische en sociale liefdesband tussen man en vrouw, aangegaan voor het leven, met als doel het stichten van een gezin
- (religie) sacrament en verbond waarmee een gedoopte man en vrouw zich voor het leven aan elkaar verbinden, met als doel het stichten van een gezin
- Het huwelijk is een van de zeven sacramenten van de katholieke kerk.
- (figuurlijk) samenwerkingsverband
- ▸ De rest is geschiedenis: Nederland raakte opgezadeld met het liefdeloze huwelijk van CDA en PvdA.[4]
|
- (betekenis): bruiloft, huwen, trouwerij, wittebroodsweken
- (etymologisch): huwen, hijliken ‘huwen’, hijlikmaker ‘koppelaar’
- In het huwelijk treden
Trouwen
- Een huwelijk met de smalle trouwring
Een huwelijk met meer dan een vrouw.[5]
1. ambtelijke of kerkelijke verbintenis tussen twee personen
- ↑ "huwelijk" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ huwelijk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 3,0 3,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ “Halsema: "We kiezen niet de premier, maar de richting van ons land"” (19 mei 2010), GroenLinks
- ↑ F.A. Stoett1923 - '25 dbnl
stellend | |
---|---|
onverbogen | huwelijk |
verbogen | huwelijke |
partitief | huwelijks |
huwelijk [1]
- met betrekking tot het huwelijk
- Voorkom problemen met je huwelijke voorwaarden
- in de meeste gevallen wordt huwelijks als adjectief van huwelijk gebruikt
- Het woord huwelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "huwelijk" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be