Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hu·we·lijks·lijst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huwelijkslijst huwelijkslijsten
verkleinwoord huwelijkslijstje huwelijkslijstjes

Zelfstandig naamwoord

de huwelijkslijstv / m

  1. lijst met wensen van een bruidspaar dat men in een winkel kan deponeren, de gasten kunnen dan een cadeau kiezen om te geven, waarna dit cadeau van de lijst wordt gehaald om doublures te voorkomen
    • De winkel voor exclusieve serviessoorten overdragen aan een ander is geen onderwerp van gesprek voor Pien van Veen. „Als ik nu zou moeten stoppen, ga ik dood. Ik vind het werken zo heerlijk. Leeftijd is een getal, meer is het niet. Pensioen vind ik een vreselijk woord”, aldus de Haagse. „Voor mij is het zo geweldig om met mensen om te gaan. En ik heb veel mensen die komen voor hun huwelijkslijsten, dat is geweldig.”[2] 
    • Bruid en bruidegom hebben geen tijd elkaar in de armen te sluiten, maar zullen zich meer bekommeren over de inhoud van de enveloppen.Hoeveel hebben we?De huwelijksservice is subtieler. De aanstaanden vullen hun wagentje met cadeaus. 'De meesten hebben een aantal wagentjes nodig', weet Bartelijn Ouweltjes, medewerkster van de Bijenkorf-huwelijksservice in Eindhoven. Het warenhuis zet de cadeaus ín'de computer. Genodigden van het stel kunnen een fax krijgen en uitzoeken wat ze willen geven. Betalen kan met een acceptgiro. 'Vanuit je stoel kun je iemand een cadeau geven.'Binnenkort wordt het mogelijk via internet de huwelijkslijst aan te bieden.[3] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. huwelijkslijst op website: Etymologiebank.nl
  2. de Telegraaf LIEKE JONGBLOED 10 feb. 2017
  3. Volkskrant Peter van den Berg 5 augustus 2000,