huwelijkskandidaat

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hu·we·lijks·kan·di·daat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huwelijkskandidaat huwelijkskandidaten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de huwelijkskandidaatm

  1. iemand waarmee je zou kunnen trouwen
    • Wekenlang hield Gordon zijn publiek aan de buis gekluisterd met zijn programma Gordon gaat trouwen... maar met wie? Miljoenen leefden mee naar de climax: een sprookjeshuwelijk in het door de presentator zo geliefde Zuid-Afrika. Maar het publiek kwam, net als zijn twee overgebleven huwelijkskandidaten, bedrogen uit.[2] 
    • Terwijl Barone werk uitbesteedt aan Chucklefish, houdt hij zich bezig met het design en de content van de game. Zo komt er binnenkort een nieuwe update die zorgt voor nieuwe gewassen en gebouwen, verbeterde mijn- en vechtsystemen en meer huwelijkskandidaten.[3] 
    • We gaan op pad met Okina, een oude bamboesnijder die in het bos het kleine meisje Kaguya vindt. Het ukkie groeit uit tot een beeldschone prinses die in een fraai paleis woont waar vijf huwelijkskandidaten strijden om haar hand. Maar Kaguya weigert zich in een keurslijf te laten dwingen en verlangt terug naar het bamboebos waar zij met haar vriendjes speelde.[4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 25 dec. 2017
  3. de Telegraaf 03 mei 2016
  4. de Telegraaf ERIC LE DUC 04 sep. 2014