Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hu·we·lijks·jaar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huwelijksjaar huwelijksjaren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het huwelijksjaaro

  1. de jaren dat men met elkaar getrouwd is
    • Aan zijn 74e verjaardag besteedde Rolling Stone Keith Richards maandag geen aandacht. Maar zijn 34e huwelijksjaar met zijn vrouw Patti Hansen was hem een Instagrampost waard. Ter ere daarvan plaatste hij gisteren een foto van hen beiden in een intieme huwelijksdans tijdens hun bruiloft in 1983.[2] 
  2. het jaar waarin men getrouwd is
    • Er zijn in elk geval volop onderwerpen voor een hele reeks, die aftrapte op Buckingham Palace in 1947, het huwelijksjaar van Elizabeth en Philip. Hun samenzijn doorstond de tand des tijds; de koningin is nu 90 jaar oud, haar echtgenoot vierde in juni zijn 95e verjaardag. Naast allerlei verwikkelingen op professioneel vlak is er ook privé veel gebeurd. De laatste aflevering van de huidige reeks (kleine spoiler alert) bracht onder meer dat de vorstin haar zusje Margaret niet kon laten trouwen met dier grote liefde.[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 20 dec. 2017
  3. de Telegraaf PATRICIA CORTIE 05 dec. 2016