huwelijksjubileum
- hu·we·lijks·ju·bi·le·um
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huwelijksjubileum | huwelijksjubilea huwelijksjubileums |
verkleinwoord |
het huwelijksjubileum o
- het feest dat men iedere jaar na de huwelijkssluiting viert op de huwelijksdatum
- Afgelopen jaar verloor Lee zijn echtgenote, een aantal maanden voor wat hun 70-jarige huwelijksjubileum zou zijn geweest. Joan Lee werd 95 jaar.[1]
- Eerder vandaag werd al bekend dat Elizabeth haar echtgenoot prins Philip in het zonnetje zou zetten in haar jaarlijkse toespraak. Over de man, met wie ze dit jaar het zeventigjarig huwelijksjubileum vierde, zei ze dat hij „een onmisbare steun” is en dat hij „een uniek gevoel voor humor” heeft.[2]
- Na het koper, zilver, goud, briljant, platina en albast volgt maandag het eiken huwelijksjubileum. Daarmee treden Arend en Aaltje toe tot een zeer select groepje senioren.[3]
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord huwelijksjubileum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.