huwelijksverjaardag

 
25ste huwelijksverjaardag
  • hu·we·lijks·ver·jaar·dag
enkelvoud meervoud
naamwoord huwelijksverjaardag huwelijksverjaardagen
verkleinwoord

de huwelijksverjaardagm

  1. dag van het jaar waarop men getrouwd is
    • Zou Katie zelf ingegrepen hebben, nu de post van de vreemdganger wellicht ten onrechte deed vermoeden dat ze bij elkaar blijven? Of duidde de zwarte achtergrond van het plaatje er juist op dat hun vijfjarig jubileum straks in februari meteen ook de laatste huwelijksverjaardag wordt dankzij het meervoudig overspel van Kieran?[1] 
    • Het hoogbejaarde paar dat vorige maand de zeventigste huwelijksverjaardag vierde, krijgt de komende dagen in wisselende samenstellingen gezelschap van familieleden. Eén reden voor de lunch in Buckingham Palace is dat Sandringham niet iedereen tegelijk kan herbergen, maar verspreid over de kerstdagen is er wel ruimte.[2] 
  1. de Telegraaf 16 jan. 2018
  2. de Telegraaf 21 dec. 2017