huwelijkssluiting
- hu·we·lijks·slui·ting
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huwelijkssluiting | huwelijkssluitingen |
verkleinwoord |
de huwelijkssluiting v
- de ceremonie waarin men met elkaar trouwt
- Steeds minder Italianen halen een boterbriefje. Het aantal huwelijkssluitingen is in zes jaar tijd met een kwart geslonken van ruim 246.000 in 2008 tot ruim 189.000 in 2014. Het daalt daarmee sneller dan in andere Europese landen.[1]
- Zo is het aantal huwelijkssluitingen tussen twee mannen in 2011 gedaald naar 601, terwijl dat het jaar ervoor nog 660 waren. Het aantal huwelijken tussen twee vrouwen is juist gestegen, van 694 in 2010 tot 754 in 2011. Sowieso blijken lesbiennes trouwlustiger dan homo's: hun aandeel in het totale aantal trouwpartijen is ieder jaar hoger dan dat van hun mannelijke evenknieën.[2]
- Het woord huwelijkssluiting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.