• hu·we·lijks·ze·gen
enkelvoud meervoud
naamwoord huwelijkszegen huwelijkszegens
verkleinwoord

de huwelijkszegenm

  1. (religie) de goddelijke steun die men vraagt en/of krijgt bij het sluiten van het huwelijk
    • De mooie koepelgewelven lichten op, ultramarijn en turquoise, nog voor de armoedige stad erachter zichtbaar wordt. Een burcht in de woestenij. In de rozentuin voor de hoge bakstenen poort poseert een bruidspaar te midden van een vrolijk gezelschap. Ze gaan de huwelijkszegen vragen bij de tombe van Yassawi, de 12de-eeuwse oprichter van de eens machtige soefi-orde.[1] 
    • Hoeveel freelance pastoors of zzp-dominees Nederland telt, is niet bekend. Dat wordt nergens bijgehouden. Maar dat je voor een huwelijkszegen, uitvaartdienst of antwoorden op geloofs- en levensvragen niet meer bij een kerk hoeft aan te kloppen, blijkt uit het online aanbod, van freelancepastor.nl, tot weddingpastors.nl, huureendominee.tk of rentapriest.nl.[2] 
  1. Volkskrant Nell Westerlaken 6 maart 2010
  2. NRC Anne-Martijn van der Kaaden 8 november 2013