huwelijksstelsel
- hu·we·lijks·stel·sel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huwelijksstelsel | huwelijksstelsels |
verkleinwoord |
het huwelijksstelsel o
- afspraken in het huwelijk over de aanspraak over de vermogens van de beide huwelijkspartners en het gemeenschappelijk vermogen
- Joep en Rick kunnen simpelweg vóór hun trouwen naar de notaris gaan om hun huwelijkse voorwaarden vast te leggen. Die akte zal dan vermelden dat zij het (nieuwe) huwelijksstelsel afwijzen en dat zij geen vermogen uitsluiten van hun gemeenschappelijk bezit, maar vermogen willen insluiten.[1]
- Het woord huwelijksstelsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ de Telegraaf 25 jan. 2017