Nederlands

       
0 1 0 0
eenhonderd,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • een·hon·derd
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

eenhonderd

  1. "100", langere vorm van honderd, tien maal tien (soms gebruikt om verwarring met een ander honderdtal te voorkomen of in plechtige formuleringen)
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft eenhonderd euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot eenhonderd. 
Synoniemen
  • honderd (deze kortere vorm is de gangbare vorm)
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hoofdtelwoorden samengesteld met "eenhonderd" ht als linkerdeel

Gangbaarheid