eenhonderdvijftig

       
0 1 5 0
eenhonderdvijftig,
op een abacus
  • een·hon·derd·vijf·tig

eenhonderdvijftig

  1. "150", langere vorm van honderdvijftig, honderd plus vijftig (soms gebruikt om verwarring met een ander honderdtal te voorkomen of in plechtige formuleringen)
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft eenhonderdvijftig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot eenhonderdvijftig. 

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "eenhonderdvijftig" ht als linkerdeel