eenhonderdvijfendertig

       
0 1 3 5
eenhonderdvijfendertig,
op een abacus
  • een·hon·derd·vijf·en·der·tig

eenhonderdvijfendertig

  1. "135", langere vorm van honderdvijfendertig, honderd plus vijfendertig (soms gebruikt om verwarring met een ander honderdtal te voorkomen of in plechtige formuleringen)
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft eenhonderdvijfendertig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot eenhonderdvijfendertig. 

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "eenhonderdvijfendertig" ht als linkerdeel