eenhonderddrieënvijftig

Nederlands

       
0 1 5 3
eenhonderddrieënvijftig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • een·hon·derd·drieën·vijf·tig, een·hon·derd·drie·en·vijf·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

eenhonderddrieënvijftig

  1. "153", langere vorm van honderddrieënvijftig, honderd plus drieënvijftig (soms gebruikt om verwarring met een ander honderdtal te voorkomen of in plechtige formuleringen)
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft eenhonderddrieënvijftig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot eenhonderddrieënvijftig. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "eenhonderddrieënvijftig" ht als linkerdeel

Gangbaarheid