eenhonderdennegentien

0119
eenhonderdennegentien,
op een abacus
  • een·hon·derd·en·ne·gen·tien

eenhonderdennegentien

  1. "119", langere vorm van honderdnegentien, honderd plus negentien (soms gebruikt om verwarring met een ander honderdtal te voorkomen of in plechtige formuleringen)
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft eenhonderdennegentien euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot eenhonderdennegentien. 
  • honderdnegentien (deze kortere vorm is de gangbare vorm, "eenhonderdennegentien" wordt zelden gebruikt)[1] [2]

hooftelwoord samengesteld met "eenhonderdennegentien" ht als linkerdeel

  1. Bronlink geraadpleegd op 1 mei 2021 Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 mei 2021 Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)