eenhonderdeenennegentig

       
0 1 9 1
eenhonderdeenennegentig,
op een abacus
  • een·hon·derd·een·en·ne·gen·tig

eenhonderdeenennegentig

  1. "191", langere vorm van honderdeenennegentig, honderd plus eenennegentig (soms gebruikt om verwarring met een ander honderdtal te voorkomen of in plechtige formuleringen)
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft eenhonderdeenennegentig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot eenhonderdeenennegentig. 

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "eenhonderdeenennegentig" ht als linkerdeel