eenhonderdzesentwintig

       
0 1 2 6
eenhonderdzesentwintig,
op een abacus
  • een·hon·derd·zes·en·twin·tig

eenhonderdzesentwintig

  1. "126", langere vorm van honderdzesentwintig, honderd plus zesentwintig (soms gebruikt om verwarring met een ander honderdtal te voorkomen of in plechtige formuleringen)
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft eenhonderdzesentwintig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot eenhonderdzesentwintig. 

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "eenhonderdzesentwintig" ht als linkerdeel