honderdzesentwintig

Nederlands

       
0 1 2 6
honderdzesentwintig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·derd·zes·en·twin·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

honderdzesentwintig

  1. "126", het getal tussen honderdvijfentwintig en honderdzevenentwintig, honderd plus zesentwintig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen honderdzesentwintig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer honderdzesentwintig van het grootste hotel. 
Schrijfwijzen
Synoniemen
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "honderdzesentwintig" ht als linkerdeel

Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdzesentwintig honderdzesentwintigs
verkleinwoord honderdzesentwintigje honderdzesentwintigjes

Zelfstandig naamwoord

de honderdzesentwintigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 126 is aangeduid
    • Als jij honderdzesentwintig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

honderdzesentwintig mv

  1. groep van 126 eenheden
    • Die honderdzesentwintig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden. 

Gangbaarheid