eenhonderdnegenenvijftig

       
0 1 5 9
eenhonderdnegenenvijftig,
op een abacus
  • een·hon·derd·ne·gen·en·vijf·tig

eenhonderdnegenenvijftig

  1. "159", langere vorm van honderdnegenenvijftig, honderd plus negenenvijftig (soms gebruikt om verwarring met een ander honderdtal te voorkomen of in plechtige formuleringen)
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft eenhonderdnegenenvijftig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot eenhonderdnegenenvijftig. 

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "eenhonderdnegenenvijftig" ht als linkerdeel