eenhonderdzesenvijftig

       
0 1 5 6
eenhonderdzesenvijftig,
op een abacus
  • een·hon·derd·zes·en·vijf·tig

eenhonderdzesenvijftig

  1. "156", langere vorm van honderdzesenvijftig, honderd plus zesenvijftig (soms gebruikt om verwarring met een ander honderdtal te voorkomen of in plechtige formuleringen)
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft eenhonderdzesenvijftig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot eenhonderdzesenvijftig. 

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "eenhonderdzesenvijftig" ht als linkerdeel