eenhonderdachtenveertig

       
0 1 4 8
eenhonderdachtenveertig,
op een abacus
  • een·hon·derd·acht·en·veer·tig

eenhonderdachtenveertig

  1. "148", langere vorm van honderdachtenveertig, honderd plus achtenveertig (soms gebruikt om verwarring met een ander honderdtal te voorkomen of in plechtige formuleringen)
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft eenhonderdachtenveertig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot eenhonderdachtenveertig. 

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "eenhonderdachtenveertig" ht als linkerdeel