eenhonderdzesentachtig

       
0 1 8 6
eenhonderdzesentachtig,
op een abacus
  • een·hon·derd·zes·en·tach·tig

eenhonderdzesentachtig

  1. "186", langere vorm van honderdzesentachtig, honderd plus zesentachtig (soms gebruikt om verwarring met een ander honderdtal te voorkomen of in plechtige formuleringen)
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft eenhonderdzesentachtig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot eenhonderdzesentachtig. 

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "eenhonderdzesentachtig" ht als linkerdeel