eenhonderdnegentien

       
0 1 1 9
eenhonderdnegentien,
op een abacus
  • een·hon·derd·ne·gen·tien

eenhonderdnegentien

  1. "119", langere vorm van honderdnegentien, honderd plus negentien (soms gebruikt om verwarring met een ander honderdtal te voorkomen of in plechtige formuleringen)
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft eenhonderdnegentien euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot eenhonderdnegentien. 

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "eenhonderdnegentien" ht als linkerdeel