eenhonderdeneenennegentig

       
0 1 9 1
eenhonderdeneenennegentig,
op een abacus
  • een·hon·derd·en·een·en·ne·gen·tig

eenhonderdeneenennegentig

  1. "191", langere vorm van honderdeenennegentig, honderd plus eenennegentig (soms gebruikt om verwarring met een ander honderdtal te voorkomen of in plechtige formuleringen)
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft eenhonderdeneenennegentig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot eenhonderdeneenennegentig. 

hooftelwoord samengesteld met "eenhonderdeneenennegentig" ht als linkerdeel

  1.   Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2.   Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)