trap
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- trap
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘als grammaticale term: trap van vergelijking’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1633 [1]
- In de betekenis van ‘trede’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1236 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trap | trappen |
verkleinwoord | trapje | trapjes |
Zelfstandig naamwoord
de trap m
- (bouwkunde) verbinding tussen twee op verschillende hoogte liggende vloeren of terreinen, bestaande uit een reeks treden die zich (schuin) boven elkaar bevinden
- Hij liep de trap op.
- ▸ Gebroederlijk pakten we elkaars handen vast en liepen de trap op van de enige winkel van het dorp, die ook dienst deed als centrale hangplek voor alle hikers.[2]
- (trapachtigen) benaming voor vogels uit de familie Otididae
- De grote en de kleine trap worden in de Lage Landen niet vaak waargenomen.
- een schop, een stoot met de benen
- Hij gaf de bal een veel te harde trap.
- de onderdelen van een duikuitrusting die de druk van de perslucht terugbrengen naar normale druk om te ademen.
- mate van ontwikkeling
- Op deze trap van ontwikkeling vormen de arbeiders een over het gehele land verstrooide en door de concurrentie verbrokkelde massa [3]
- (muziek) een functie of akkoord in een akkoordreeks -> klanktrap, toontrap
Synoniemen
- [3] schop
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- [3]: Een trap nageven
Iemand die al in een kwetsbare positie zit, nog eens extra aanvallen
- Iemand op zijn zeer trappen
ergens over praten wat door iemand als erg onplezierig ervaren wordt
- Van de trap gevallen zijn
naar de kapper zijn geweest
Vertalingen
1. verbinding tussen twee op verschillende hoogte liggende vloeren of terreinen,...
2. benaming voor vogels uit de familie Otididae
3. een schop, een stoot met de benen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
trappen |
trap
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trappen
- Ik trap.
- gebiedende wijs van trappen
- Trap!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trappen
- Trap je?
Gangbaarheid
- Het woord trap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trap" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ 1,0 1,1 "trap" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Het Communistisch Manifest
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trap | trappe |
Uitspraak
- IPA: /trap/
Woordafbreking
- trap
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Nederlandse trap
Zelfstandig naamwoord
trap
- trap, verbinding tussen twee op verschillende hoogte liggende vloeren of terreinen, bestaande uit een reeks treden die zich (schuin) boven elkaar bevinden
Engels
enkelvoud | meervoud |
---|---|
trap | traps |
Zelfstandig naamwoord
trap
- val (voor het vangen van dieren)
Kroatisch
Zelfstandig naamwoord
trap
- trap, verbinding tussen twee op verschillende hoogte liggende vloeren of terreinen, bestaande uit een reeks treden die zich schuin boven elkaar bevinden
Limburgs
Zelfstandig naamwoord
trap v
- trap, verbinding tussen twee op verschillende hoogte liggende vloeren of terreinen, bestaande uit een reeks treden die zich (schuin) boven elkaar bevinden
Pools
Uitspraak
- IPA: /trap/
Woordafbreking
- trap
Zelfstandig naamwoord
- (scheepvaart) loopplank
- valluik
- (sport) trap; een discipline in de schietsport
Synoniemen
- –
- zapadnia
- –
Afgeleide begrippen
Werkwoord
trap
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van trapić
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /trap/
Woordafbreking
- trap
Zelfstandig naamwoord
- (paardrijden) draf; gang van paard, en andere viervoeters, sneller dan de stap maar langzamer dan de galop
- (geologie) vloedbasalt, basaltvloed, plateaubasalt, trapp; een grootschalige vulkanische uitbarsting van basaltische lava's die grote stukken land of oceaanvloer bedekt
- (sport) trap; een discipline in de schietsport
- (muziek) trap; een subgenre van hiphopmuziek dat ontstond in de late jaren 1990
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | trap | trapy |
genitief | trapu | trapů |
datief | trapu | trapům |
accusatief | trap | trapy |
vocatief | trape | trapy |
locatief | trapu | trapech |
instrumentalis | trapem | trapy |
Schrijfwijzen
Synoniemen
Typische woordcombinaties
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch / Duits)
Werkwoord
trap
- informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord trápit
Tussenwerpsel
trap
Schrijfwijzen
Verwijzingen
Bijwoord
trap
- op een draf