trappenlopen
- trap·pen·lo·pen
trappenlopen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
trappenlopen |
||
onvolledig |
- te voet een trap bestijgen of afdalen
- ▸ Je hijgt licht van het trappenlopen, zodat ik van nabij je adem op mijn gezicht voel.[1]
- Het woord trappenlopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij , ISBN 9789023467014