keldertrap
  • kel·der·trap
enkelvoud meervoud
naamwoord keldertrap keldertrappen
verkleinwoord keldertrapje keldertrapjes

de keldertrapm

  1. trap waarmee men in een kelder kan afdalen
     In een uiterste poging zichzelf meester te blijven memoriseerde hij ook alle andere spreuken; als een spook, maar met het zuur in zijn keel zweefde hij verder, tot hij plotseling een flauw schijnsel uit de grond zag opnevelen op de plaats waar de keldertrap moest zijn.[2]
     Het echtpaar werd vervolgens opgesloten in de kelder. "Oma hebben ze eerst geboeid met een telefoonkabel en vervolgens de keldertrap af gedirigeerd. Maar opa hebben ze letterlijk de kelder ingegooid", zegt de kleinzoon.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Gewassen vlees”   (2014), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9789021436173
  3.   Weblink bron
    GERARD VERGOOSZEN
    “Ouder echtpaar mishandeld en opgesloten in kelder bij woningoverval” (17-07-2018), NOS