Nederlands

 
[2] trapkast
Uitspraak
Woordafbreking
  • trap·kast
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trapkast trapkasten
verkleinwoord trapkastje trapkastjes

Zelfstandig naamwoord

de trapkastv / m

  1. een kast die onder een trap is gelegen
     'Goeie genade. Waar komt dat nou vandaan? `De trapkast.'James pakte het en hield het tegen het licht. Ín een oude aardappelzak gewikkeld.'[2]
     Het vrijstaande huis heeft drie slaapkamers, is volledig gerenoveerd en ligt dicht bij winkels en uitvalswegen, schrijft de makelaar. Er is een tuin, garage en inderdaad ook een trapkast zoals in de boeken, al wordt die hier een cloakroom genoemd. Foto's daarvan staan overigens niet op de makelaarssite.[3]
  2. kast waarin een trap zit
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Main, Sarah
    “Huis van eb en vloed” (2015), A.W. Bruna Uitgevers  , ISBN 9789044974515
  3.   Weblink bron “Harry Potter-huis staat te koop” (19-09-2016), NOS