kick
- kick
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘prikkel’ voor het eerst aangetroffen in 1962 [1]
- Uit het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kick | kicks |
verkleinwoord | kickje | kickjes |
de kick m
- hoedanigheid van verrukking/opwinding
- Koppen afhakken geeft me altijd een geweldige kick sprak de jihadist enthousiast
vervoeging van |
---|
kicken |
kick
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kicken
- Ik kick.
- gebiedende wijs van kicken
- Kick!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kicken
- Kick je?
- Het woord kick staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kick" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kick" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kick op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
kick | kicks |
kick
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to kick |
he/she/it | kicks |
verleden tijd | kicked |
voltooid deelwoord |
kicked |
onvoltooid deelwoord |
kicking |
gebiedende wijs | kick |
kick