katapult
- ka·ta·pult
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘werptuig voor jongens’ voor het eerst aangetroffen in 1898 [1]
- Van het Latijnse catapulta, wat op zijn beurt afkomstig is van het Griekse καταπέλτης (katapeltēs), wat op diens beurt weer komt van kata = neerwaarts + πάλλω (pallō) = gooien/smijten
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | katapult | katapulten |
verkleinwoord | katapultje | katapultjes |
de katapult m
- apparaat om stenen en andere objecten mee weg te schieten
- In de middeleeuwen werd een katapult gebruikt bij belegeringen.
- Y-vormig speeltuig met een elastiek tussen beide opstaande uiteinden om steentjes e.d. mee weg te schieten
- inrichting om vliegtuigen mee te lanceren
- [1] blijde
1. belegeringswapen
2. speeltuig
3. lanceerinrichting voor vliegtuigen
- Het woord katapult staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "katapult" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "katapult" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be