blijde
- blij·de
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘werpgeschut’ voor het eerst aangetroffen in 1260 [1]
- [zelfstandig naamwoord] via Middelnederlands blide van Latijn blida "katapult" [2][3]
- [bijvoeglijk naamwoord] van Middelnederlands blide van Oudnederlands blīthi [4][5]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blijde | blijden |
verkleinwoord | - | - |
- (militair) (geschiedenis) middeleeuwse katapult die gebruikt werd om grote stenen in een belegerde plaats te werpen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | blijde | blijder | meest blijde |
verbogen | - | blijdere | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
blijde
- blij (gangbare uitspraakvariant)
- Het woord blijde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blijde" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "blijde" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ blijde op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ blijde op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be