Nederlands

 
[2] trappist
Uitspraak
Woordafbreking
  • trap·pist
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘monnik van een orde die bij de cisterciënzers hoort’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van la Trappe met het achtervoegsel -ist [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord trappist trappisten
verkleinwoord trappistje trappistjes

Zelfstandig naamwoord

de trappistm

  1. monnik van de orde der trappisten, een van de cisterciënzers afgescheiden orde
    • Om te voorkomen dat het cisterciënzer monnikenideaal 'uitsterft', hebben de Diepenveense trappisten besloten te gaan verhuizen, nu ze nog in staat zijn een nieuwe gemeenschap van de grond te tillen. Wanneer de verhuizing precies zal zijn, is nog niet bekend.[3] 
  2. donker bier dat door monniken van de orde der cisterciënzers gebrouwen wordt
    • In totaal zijn er nu tien officieel erkende trappisten: zes in België, twee in Nederland, één in Oostenrijk en één in de Verenigde Staten. De monniken in de abdij van Zundert presenteerden eind november hun trappistenbier. Het is kopergoud bier met 8 procent alcohol. Brouwerij De Koningshoeven in Berkel-Enschot was de eerste in Nederland.[4] 
    • De Vlaamse omroep VRT meldt dat ze geen juridische stappen zetten, nadat het bedrijf had toegezegd de trappist niet nog eens te zullen verkopen.[5] 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen