• trap·tre·de
enkelvoud meervoud
naamwoord traptrede traptreden
traptredes
verkleinwoord - -

de traptredev / m

  1. een deel van een trap waarop men kan staan
    • Er zitten 32 traptreden in deze trap. 
     Toen Harald de laatste traptrede op de grond bereikte, versperde Oscar hem de weg met een stevige greep om beide trapleuningen.[1]
99 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044625691
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be