Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trap·vor·mig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen trapvormig trapvormiger trapvormigst
verbogen trapvormige trapvormigere trapvormigste
partitief trapvormigs trapvormigers -

Bijvoeglijk naamwoord

trapvormig

  1. vorm van een trap hebbend
    • De Griekse tempels hebben een stereobaat, dat is een trapvormig onderkant. 

Gangbaarheid