Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brand·trap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brandtrap brandtrappen
verkleinwoord brandtrapje brandtrapjes

Zelfstandig naamwoord

de brandtrapm

  1. een trap die gebruikt kan worden in geval van nood als de gewone trappen en liften niet meer bruikbaar zijn
    • Je moet de brandtrap altijd vrijhouden. 
    • Via de nooduitgang kom je bij de brandtrap. 
     Af en toe wierp hij een blik op Haralds slaapkamerraam, waarachter het licht de hele tijd brandde. Vanaf daar liepen de brandtrappen zigzaggend naar beneden.[1]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044625691
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be