trapleer
- trap·leer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trapleer | trapleren |
verkleinwoord | trapleertje | trapleertjes |
- verplaatsbare trap, ladder
- Ik vind het overkomelijk dat trapleer aan het verdwijnen is, want welbeschouwd is het een curieus woord. Want wat betekent leer in deze samenstelling? Waren de delen van een trapleer oorspronkelijk met een leren constructie aan elkaar verbonden? Nee, leer betekent hier ladder. Vroeger zei men ook wel trapladder – wat voor ons dubbelop klinkt. Het woord trapleer heeft overigens oude papieren: het is al aangetroffen in een bron uit 1589.[3]
- Het woord trapleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trapleer" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Ewoud Sanders 13 juli 2015 Trapleren en fietspendalen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be