• we·reld
enkelvoud meervoud
naamwoord wereld werelden
verkleinwoord wereldje wereldjes

dewereldv/m

  1. de aarde
     Tijdens het lopen dwaalden mijn gedachten vaak af naar mijn drie kinderen die nietsvermoedend aan de andere kant van de wereld op school zaten.[2]
  2. de samenleving
  3. een deel van de samenleving dat relatief afgesloten is van andere delen van de samenleving
     Wat leefden we op dit moment in compleet andere werelden, wat was ik ver weg en wat zou ik ze nu graag even vast willen houden.[2]
  • De wereld in een doosje hebben
tevreden en gelukkig zijn met wat je hebt
  • De brutalen hebben de halve wereld.
wie brutaal is krijgt doorgaans meer dan dat diegene recht op heeft
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]