• we·reld·vreemd
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wereldvreemd wereldvreemder wereldvreemdst
verbogen wereldvreemde wereldvreemdere wereldvreemdste
partitief wereldvreemds wereldvreemders -

wereldvreemd

  1. onbekend met het leven dat zich buiten de directe eigen levenssfeer afspeelt
    • Die wereldvreemde jongen komt niet van zijn kamer. 
    • Haar komische timing is waanzinnig, de kwetsbaarheid die ze eronder legt is zo mogelijk nog indrukwekkender. Haar koningin Anne is als de film zelf: verschrikkelijk grappig en oneindig tragisch. Wereldvreemd, en daarmee juist zo menselijk. [1] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]