• we·reld·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wereldlijk wereldlijker wereldlijkst
verbogen wereldlijke wereldlijkere wereldlijkste
partitief wereldlijks wereldlijkers -

wereldlijk

  1. betrekking hebbend op deze wereld, in tegenstelling tot met name het hiernamaals of de kerk
    • De koning vertegenwoordigde de wereldlijke, de paus de geestelijke macht. 
87 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be