Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • we·reld·wijs
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wereldwijs wereldwijzer wereldwijst
verbogen wereldwijze wereldwijzere wereldwijste
partitief wereldwijs wereldwijzers -

Bijvoeglijk naamwoord

wereldwijs [1]

  1. door levenservaring wijs, ervaren geworden
     Toen ik Acke daar neerplantte, verklaarde ik wereldwijs dat ik al die oude films al duizenden keren had gezien toen ik klein was.[2]
     Oom Carl Lauritz gedroeg zich als de nogal nonchalante wereldwijze gastheer die hij was en bood de nieuw gearriveerden champagne aan, ook deze keer in de kunstzinnig ingewikkelde glazen waar je bijna onmogelijk uit kon drinken zonder te morsen.[3]
Afgeleide begrippen


Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044632767
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044645149
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Meer informatie