Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • we·reld·wijs·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wereldwijsheid wereldwijsheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de wereldwijsheidv

  1. het wereldwijs zijn
    • In zijn stem klonk niet alleen zelfvertrouwen en vermaak door, maar ook een wereldwijsheid die haar verraste.[2] 

Gangbaarheid

Verwijzingen