Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pri·vé·we·reld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord privéwereld privéwerelden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de privéwereldv / m

  1. dat deel van het leven dat men afgeschermd houdt van de buitenwereld
     De notitie gaat uitvoerig in op het gemis aan ervaring van God en de oorzaken daarvan. Als een van die oorzaken wordt het hedendaagse wereldbeeld genoemd, „waarin God de grote afwezige is.” God is verdreven van het publieke domein naar de privéwereld. „Maar ook daar dreigt God te verdwijnen. Door de voortdurende stroom van prikkels die de woning inkomen, verdampt de invloed van God.”[1]
     Noord-Koreanen leven dagelijks in twee werelden: de publieke wereld van propaganda en indoctrinatie, en de privéwereld van echte informatie. Propaganda leggen steeds meer burgers naast zich neer, zoals westerlingen dat doen met reclame, stellen Ralph Hassig en Kongdan Oh in hun boek ”The Hidden People of North Korea”.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “PKN: Kerk belijdt dat God bestaat” (15 oktober 2010), Reformatorisch Dagblad
  2.   Weblink bron
    Ab Jansen
    “Noord-Korea: land van list en leugen” (7 januari 2012), Reformatorisch Dagblad