wereldconjunctuur

  • we·reld·con·junc·tuur
enkelvoud meervoud
naamwoord wereldconjunctuur wereldconjuncturen
verkleinwoord

de wereldconjunctuurv

  1. de gemiddelde economische groei in de wereld
    • Naar aanleiding van actuele onderzoeksgegevens over 2003 constateert MKB dat het toenemende vertrouwen in een aantrekkende economie zo ongeveer het enige lichtpuntje is in het hele afgelopen jaar. „Of deze hoop zich inderdaad in vernieuwde economische groei gaat vertalen, is vooral afhankelijk van de wereldconjunctuur.” [1] 
    • Volgens Wereldbank-president Kim bedreigt de schuldencrisis in Europa ook de opkomende economieën en ontwikkelingslanden. Hij is bang voor een inzakken van de wereldconjunctuur. Een aanhoudende crisis in Europa zou het bruto sociaal product in de ontwikkelingslanden met meer dan 4 procent kunnen doen dalen en daarmee een wereldcrisis veroorzaken. [2] 
    • Vermoedelijk heeft de recente beursontwikkeling niet zozeer te maken met de kans op het al dan niet realiseren van Trump’s agenda, maar meer met een algemene verbetering van de wereldconjunctuur die zich al kort voor het aantreden van Trump afkondigde. [3] 


  1. Reformatorisch Dagblad 02-12-2003 „Dieptepunt economie achter de rug”
  2. De Telegraaf SONNY DUIJN 08 nov. 2012 Geld uitlenen kost geld
  3. De Telegraaf LÉON CORNELISSEN 28 apr. 2017 Veel geschreeuw en weinig wol