wereldheerschappij


  • we·reld·heer·schap·pij
enkelvoud meervoud
naamwoord wereldheerschappij wereldheerschappijen
verkleinwoord

de wereldheerschappijv [1]

  1. (politiek) het heersen over een groot gedeelte van de wereld
     Zijn ideologische kernpunten waren uitgedrukt in een boek dat De waarheid rond technologie heette, en waarin hij betoogde dat kleine landen uiteindelijk het meest profiteerden van technologie, en dat de niet aflatende inspanningen van grotere landen op het gebied van technologische ontwikkeling eigenlijk de weg vrijmaakten voor de wereldheerschappij van de kleinere.[2]
     Hij was geen nazi en verachtte vaak hun onbeschoftheden, maar hij zag het nationaal-socialisme als het enige instrument dat het vermogen had om Duitsland wereldheerschappij te bezorgen.[3]
     De laatste jaren heeft het WEF die onderwerpen wel nadrukkelijk op de agenda gehad. Ook is de afgelopen jaren de kritiek van karakter veranderd. Sommigen koesteren een diep wantrouwen tegen het exclusieve karakter van het WEF, zij vermoeden dat er in de wandelgangen in Davos allerlei complotten worden gesmeed. Zo geloven complotdenkers dat de coronopandemie er is bedacht om een wereldheerschappij te vestigen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Liu Cixin
    “Het donkere woud” (2008), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645828
  3. “Polen : roman over de strijd van het Poolse volk door de eeuwen heen” (1984), Van Holkema & Warendorf  , ISBN 9026978073
  4.   Weblink bron “Oprichter World Economic Forum treedt terug” (Dinsdag 21 mei, 21:52), NOS