heerschappij
- Geluid: heerschappij (hulp, bestand)
- IPA: /hersxɑˈpɛi/
- heer·schap·pij
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heerschappij | heerschappijen |
verkleinwoord | - | - |
de heerschappij v
- (politiek) geheel der dingen waarover iemands macht zich uitstrekt, waarover hij heerst (bewind uitoefent) en het daarbij horende gezag geniet
- De partijen die drie maanden hebben gevochten om de heerschappij in de Somalische hoofdstad, Mogadishu, hebben gisternacht een wapenstilstandsakkoord getekend.[3]
- (religie) de opperbestuur van god
- [1]: mogendheid, regering, bestuur
1. geheel der dingen waarover iemands macht zich uitstrekt, waarover hij heerst (bewind uitoefent) en het daarbij horende gezag geniet
- Het woord heerschappij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heerschappij" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ heerschappij op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Trouw, krant van donderdag 5 maart 1992 (50ste jaargang, nr. 14532), pagina 5, Buitenland, Verder "Bestand Somalië"; gehaald via [1](geraadpleegd 2021-11-23)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be