• heer·schap·pij
enkelvoud meervoud
naamwoord heerschappij heerschappijen
verkleinwoord - -

de heerschappijv

  1. (politiek) geheel der dingen waarover iemands macht zich uitstrekt, waarover hij heerst (bewind uitoefent) en het daarbij horende gezag geniet
    • De partijen die drie maanden hebben gevochten om de heerschappij in de Somalische hoofdstad, Mogadishu, hebben gisternacht een wapenstilstandsakkoord getekend.[3] 
  2. (religie) de opperbestuur van god
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. heerschappij op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Trouw, krant van donderdag 5 maart 1992 (50ste jaargang, nr. 14532), pagina 5, Buitenland, Verder "Bestand Somalië"; gehaald via [1](geraadpleegd 2021-11-23)
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be