potencia
- po·ten·cia
enkelvoud | meervoud |
---|---|
potencia | potencias |
potencia v
- (elektronica), (techniek) vermogen
- macht, heerschappij
- mogelijkheid
- voortbrengingsvermogen
- macht (van een staat)
- mogendheid
- [1] energías
vervoeging van |
---|
potenciar |
potencia
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van potenciar
- gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van potenciar
- potencia in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española