• we·reld·vloot
enkelvoud meervoud
naamwoord wereldvloot wereldvloten
verkleinwoord

de wereldvlootv / m

  1. (scheepvaart) alle schepen van de wereld
  2. alle vliegtuigen van de wereld
     Airbus denkt dat luchtvaartmaatschappijen in de komende 20 jaar 28.355 passagiersvliegtuigen zullen aankopen en 871 vrachttoestellen. Momenteel bestaat de wereldvloot uit 17.740 vliegtuigen.[2]
  3. (figuurlijk) alle landen van de wereld
     ‘Wij bevinden ons op dit ogenblik van de wereldgeschiedenis in een toestand, waarin alles aankomt op onze houding tegen de dreiging van nieuwe onheilen. Nederland moet niet alleen drijvende blijven op de wilde golven van het wereldgebeuren. Het moet zelf zijn koers bepalen, en bovendien trachten met de andere volken samen de koers uit te zetten van de ganse wereldvloot.’[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Airbus verwacht meer vraag toestellen” (24 sep. 2013), De Telegraaf
  3.   Weblink bron “Lees hier de volledige troonrede” (20-09-22,), Tubantia