• we·relds
  • Afgeleid van wereld met het achtervoegsel -s
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen werelds wereldser wereldst
verbogen wereldse wereldsere wereldste
partitief werelds wereldsers -

werelds

  1. niet op het geestelijke, maar op de wereld gericht
     Ik keek. De gestrenge gevels met de arcades stuurden de blik met majesteitelijk gezag in de richting van de basiliek van San Marco, die met haar koepels en ronde vormen een bubbelend en bijna buitenaards contrast vormde met het wereldse machtsvertoon van het plein.[1]
     De abt vond het spotternij om die heilige ruimte te vullen met gezang voor zulk een wereldse geestelijke.[2]

werelds

  1. genitief mannelijk  van wereld, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]
  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 26
  2. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat  , p. 14
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be